![]() |
![]() |
||||||||||||||||
![]()
![]()
|
De eerste benzinepomp in Nederland, van Shell, verschijnt in 1920 voor hotel Pabst in Zeist.
Aanvankelijk prijkt boven op de pompkast een glazen bol met merknaam.
Na de oorlog werd de uitvoering van nieuwe Rijkswegen met om de 10 a 20 km een tankstation opnieuw voortvarend ter hand genomen. De maatschappijen stonden voor de taak op korte termijn veel stations te bouwen, wat al snel tot vormen van standaardisatie leidde. Voor het ontwikkelen hiervan werden nogal eens architekten met een zekere faam aangetrokken. Zo ontwikkelde Dudok voor Esso een serie standaardstations, bestaande uit steeds groter wordende kiosken onder een vleugelvormige betonluifel. Een der laatste van deze stations is naar het Autotron in Drunen verplaatst en gerestaureerd. Ook Shell werkte aan een serie standaardstations. Fina (toen nog Purfina) kwam in kontakt met Sybold van Ravesteyn, die 24 stations voor de maatschappij zou bouwen. Hij was tegen het volledig standaardiseren, omdat elke situatie toch weer verschillen biedt. "Het benzinestation kon, met de daarbij behorende weg en de auto's daarop, het landschap tot een nieuw karakter en een nieuwe schoonheid brengen." In originele staat overgebleven is, van al de ontwerpen van Van Ravesteyn, alleen het inmiddels gesloten station aan de Apeldoornseweg in Arnhem overgebleven. Verder is er door ons buro een gemoderniseerde replica neergezet in Drachten aan de Stationsweg. Rijkswaterstaat stelde strenge voorschriften vast. Zo waren nevenfunkties als doorsmeren aan de rijksweg verboden. Voor wat betreft de architektuur werd de voorkeur gegeven aan gepleisterde gebouwen met ijle, schuin oplopende luifels. Men kwam tot de konklusie dat aanpassing aan de omgeving meestal tot niets leidde. Voor het eerst werd het benzinestation als autonoom bouwtype opgevat, met een eigen verschijningsvorm. Bij Caltex (tegenwoordig Texaco) introduceerde architekt Rondeltap de luifel ten behoeve van een goede werkverlichting en als drager van lichtreklames ter verhoging van de "stopping power" van het station. In de jaren zestig werd de luifel typerend als expressiemiddel. Vakwerkspanten, laminaatliggers, betonportalen, pergola's, alles kwam voor. Het gebouw als witte doos raakte uit de gratie en kreeg schoon metselwerk en houten kozijnen en een boeiboord. Door het verdwijnen van de garagefaciliteiten kon het bovendien weer veel kleiner worden.
Met het vrijgeven van de verkoopregels op tankstations de laatste jaren groeit
het assortiment in de winkels snel, en daarmee de omvang. "Convenience shops" van 100 m2 waar melk, broodjes en maaltijden
te krijgen zijn, zijn tegenwoordig geen uitzondering meer. Het moge duidelijk zijn dat de vaak expressief vormgegeven stations uit het verleden deze sanering vrijwel niet overleefd hebben. Bronnen: .
|
||||||||||||||||
![]() |
![]() |
||||||||||||||||
The copyright of this site and its contents is by Ir Grootveld... Site design by Ir Grootveld / Blinksoft Please change "fontsize" in your browser if page looks corrupted. |