- Column van dhr. Grootveld over de finale zaak bij de Centrale Raad van Beroep.
- Het WVG-Journaal, februari 2001, met het commentaar van dhr. W. Peters (VNG) op de eerste uitspraak door de Arrondissementsrechtbank.
- De formele uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, 29-03-2002.
- Het WVG-Journaal, mei 2002, met het commentaar van dhr. W. Peters (VNG) op de uitspraak door de Centrale Raad van Beroep.
- Artikel dat het Algemeen Dagblad aan deze zaak wijdde.
Centrale Raad van beroep.
(Column)
We zitten te wachten in de hal van het gerechtsgebouw in Utrecht, tot de bode ons binnen zal roepen voor onze zaak. Mijn vrouw Jeannet, onze zoon Joost en ikzelf. Joost is nog maar net uit het ziekenhuis, na een aantal zware operaties.
Er is van diverse kanten geadviseerd hem mee te nemen. Dan ziet de rechterlijke macht om wie het nu eigenlijk allemaal draait.
Samen met Matthijs Vermaat van Stichting "De Ombudsman", onze juridische steun en toeverlaat, overleggen we over onze kansen.
We zijn bij de Centrale Raad van Beroep. Eindstation voor rechtzoekende gehandicapten.
Zo’n vijf jaar geleden kochten we het Mercedes Vito busje waarmee we vandaag hier zijn. Lieten dat bij de Brabantse firma Smulders aanpassen zodat Joost mee kon. Een "knielsysteem" op de achterwielen, oprijdklep en rolstoelvergrendeling. Voor het niet geringe bedrag van 17.000,-, toen nog hele harde Hollandse guldens. Net als ieder ander gezin wilde je tenslotte wel eens met de kinders naar familie, de Efteling of de camping kunnen…
Nu wilde het noodlot echter dat een slimme Rotterdamse ambtenaar had becijferd dat een collectief vervoerssysteem voor de gemeente aanzienlijk voordeliger was dan het verstrekken van allerlei individuele aanpassingen. Het Vervoer-op-Maat-busje van de gemeente voldeed inderdaad redelijk. Reed soms zelfs op tijd! Het leeuwendeel van de vervoersbehoeftigen was ouder dan 65 jaar en kon best wat later bij de middagbingo binnenvallen. De consulente van de gemeente, van negen tot vijf uur belast met de uitvoering van de WVG ("Wég Voorzieningen Gehandicapten"), vroeg zich dan ook af waarom dat busje niet goed genoeg zou zijn voor ons gezin.
Nu heb ik daar enkele uiterst steekhoudende argumenten voor, waarvan de belangrijkste zijn:
Ten eerste: thuisverzorging van kinderen met ernstige handicaps is alleen mogelijk dankzij een strakke planning. Uitjes, boodschappen, bezoekjes ed. Vóóraf een busje bespreken en maar afwachten hoe laat (en: óf) dat komt, verstoort zo’n schema behoorlijk. Om nog maar te zwijgen van de merkwaardige en langdurige routes om ter bestemming aan te komen.
Ten tweede: bijna al onze contacten, waaronder ons wekelijkse kerkbezoek, liggen in Berkel en Bergschenhoek, plaatsen waar het Rotterdamse VoM-busje niet komt (lees: mag komen)…
"Allemaal onzin", aldus de gemeente. "Wij moeten óók wel eens met de bus!"
"De gehandicapte wikt, de gemeente beschikt," herinner ik me (ietwat aangepast) van een tegeltje aan de wand van mijn ouderlijk huis.
Géén auto-aanpassing dus voor ons, maar een vastrechtkaart voor het illustere Vervoer op Maat.
Smeekbeden hielpen niet.
Niet van ons, niet van de dominee uit Berkel, niet van de gemeentelijke Ombudsman en niet via "de Rotterdamse aanpak bij elke handicap" van de Stichting R’go.
Bleef de Gerechtelijke Aanpak over.
De voordeur van het Nederlandse Bestuursrecht is de "Gemeentelijke Commissie voor de Bezwaarschriften". Een juridisch orgaan, dat bezwaren onderzoekt tegen gemeentelijke besluiten. Van collega-ambtenaren dus. Het moge duidelijk zijn dat de aangevochten beschikking aldaar niet onderuit ging....
Ruim tien maanden later kwam de betreffende uitspraak dan af. En konden we de Arrondissementsrechtbank aan het werk zetten.
De magistrates aldaar maakten, een kleine twee jaar later, gehakt van het argument, dat er alleen een zorgplicht zou bestaan binnen het gebied waar toevallig een gemeentelijk busje rijdt. En dat burgers nabij de grens van zo’n gebied helaas pech gehad hebben.
Eindelijk een toga die onze situatie begreep! Waarom zou een gehandicapte zijn eigen kerkelijke gemeente, op hooguit twéé kilometer van huis, niet gewoon mogen bezoeken?
Maar als we al mochten denken dat alles nu rond was, een bijdrage in de kosten van onze bus kwam er nog niet. Die inmiddels alweer vier jaar naar volle tevredenheid dienst deed.
Mijnheer Peters, kwade genius en WVG-jurist bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, adviseerde in zijn "WVG-Journaal" de Gemeente Rotterdam in hoger beroep te gaan.
Was het er niet mee eens dat er een tweede zone zou ontstaan, waar vervoer moest worden aangeboden. Voor mensen, die "toevallig" bij de gemeentegrens wonen. Naar de kerk in Berkel of naar de hockeyclub in Rhoon, het maakte hem geen verschil.
In Rotterdam wordt het "WVG-Journaal" ook gelezen. Daarom zitten we nu hier. In Utrecht.
Bij de Centrale Raad van Beroep, het hoogste rechtscollege in WVG-zaken…
Meester Hirsch Ballin, de oud-minister in hoogsteigen persoon, behandelt ons geschil. Van mijnheer Peters, die ik wel persoonlijk verwacht had, geen spoor. Ruikt kennelijk onraad. De twee juristen van de gemeente moeten het vandaag zelf maar opknappen.
Matthijs Vermaat gebaart ons rustig af te wachten. De rechters houden zich, na wat korte vragen aan ons, verder met de Rotterdamse raadslieden bezig.
"Waarop de Gemeente haar stelling baseert?"
"Rotterdam biedt voldoende kerken binnen haar vervoersrayon. De familie moet dus zelf opdraaien voor de kosten als zij naar Berkel willen."
"Of het niet zuur is dat je maar in de helft van je "leefgebied van alledag" (zoals de WVG-verordening omschrijft) kunt reizen wanneer je nét op de gemeentegrens woont?"
"Inderdaad wel een beetje. Maar zo zijn de regels nu eenmaal. En voor een kostenvergoeding voor bovenregionaal vervoer verdient deze familie te veel.."
"Bóvenregionaal vervoer? Naar een kerk op twéé ov-zones vanaf hun huis?"
"Het gaat goed", stelt onze raadsman tevreden vast. "Zo meteen komt er een schikkingsvoorstel…"
En inderdaad. Na nog enige vragen staat de onhoudbaarheid van de Rotterdamse aanpak voor Hirsch Ballin wel vast. We worden de gang opgestuurd (meer juridisch: de rechter schorst de zitting) voor overleg. Maar de gemeente is nog onvoldoende overtuigd van haar hopeloze positie en wil een principe-uitspraak.
Terug ter zitting geeft de oud-minister gevolg aan deze wens. Het vervoer binnen een "leefgebied van alledag" dient zeker vijf ov-zones ver te reiken. Ook als deze (gedeeltelijk) buiten het collectief vervoersaanbod van een gemeente vallen. Men mag taxivervoer bieden of het collectieve systeem uitbreiden tot Berkel. Maar die opties blijken voor de gemeente niet bespreekbaar, dus blijft de aanpassing van ons Vito-busje als enige mogelijkheid over.
Resten alleen nog de kosten. Die 17.000,- guldentjes dus…
Omdat de huidige Rotterdamse verordening inmiddels de mogelijkheid kent, voor een "forfaitair bedrag" van fl. 6000,- (!!!) het gebruiksrecht van het collectieve vervoer af te kopen, vindt de gemeentelijke jurist dat "wel een mooi bedrag" voor ons.
Opnieuw treft hij echter de rechter op zijn pad.
"Of het geboden bedrag niet wat reëler kan."
Er ontspint zich een onvervalste koehandel zoals zelfs Matthijs Vermaat die alleen van de veemarkt kent. Eindigend met een compromis bedrag van fl. 15.000,-. En een "niet ontvankelijk verklaring" van het ingestelde beroep. Door de schikking is immers de noodzaak voor een uitspraak verdwenen…
Ondanks vijf jaren procederen en f 2000,- verlies, hebben we het idee dat de auto waar we Joost na de zitting weer in terugschuiven, nu eindelijk echt van ons is...
Ook Joost worden de emoties te veel, zo vlak na zijn operaties. Onderweg voorziet hij zijn kersvers toegewezen auto-aanpassingen van een verse laag maaginhoud...
WVG-Journaal, jaargang 7 nr. 2, februari 2001
Zaak nr. 7: Bezoek kerk over gemeentegrens
Arr. Rb. Rotterdam, 25-01-2001
reg. nr. 98/2219-BOS WVC, gemeente Rotterdam.
Bezoek aan de kerk die net over de gemeentegrens in een aangrenzende openbaarvervoer-zone is gelegen moet tot de gemeentelijke zorgplicht gerekend worden.
Namens zijn zoon van 11 jaar vraagt een vader een WVC-voorziening aan in de vorm van een aanpassing van de eigen auto. Deze aanvraag wordt afgewezen, gewezen wordt op het reeds toegekende collectief vervoer met begeleiding.
Ook in bezwaar blijft de gemeente bij dit standpunt en overweegt daarbij dat de vervoersvoorziening alleen de gehandicapte betreft en dat niet met het gezin rekening hoeft te worden gehouden. Daarnaast wordt de gemeentelijke zorgplicht beperkt geacht tot de gemeentegrenzen en wordt geconstateerd dat er een gezinsinkomen is van 2x het norminkomen. Tot slot wordt een sociaal isolement onwaarschijnlijk geacht vanwege de contacten die binnen Rotterdam onderhouden (kunnen) worden.
In beroep voert de vader aan dat men aan de gemeen.tegrens van Rotterdam woont en dat op een korte afstand (2 kilometer) over die grens de gereformeerde kerk van Berkel en Rodenrijs en Bergschenhoek is gelegen, waar het gezin actief deel van uitmaakt. De zorgplicht strekt zich ook over de gemeente grens uit om een isolement te voorkomen. Bovendien moeten bezoeken beantwoord kunnen worden met tegenbezoeken.
De rechtbank overweegt dat niet in geding is dat betrokkene sinds 1996 in aanmerking komt voor vervoer op maat. Vervolgens constateert de rechtbank dat betrokkene op korte afstand van de gemeentegrens woont. De betreffende kerk ligt in een aangrenzende openbaar-vervoer-zone. Daarom meent de rechtbank dat de zorgplicht zich ook over de plaats Bergschenhoek uitstrekt. Door een grens bij de gemeente grens te leggen wordt de zorgplicht in het kader van de WVC miskend, zo stelt de rechtbank. Die zorgplicht beperkt zich niet tot het gemeentelijke gebied, maar tot de directe woon- en leefomgeving van de gehandicapte, in dit geval onder meer Bergschenhoek.
De beslissing van de gemeente wordt vernietigd en de gemeente wordt veroordeeld tot de kosten.
Commentaar:
Deze uitspraak doet je op zijn minst de wenkbrauwen fronsen: wat krijgen we nu.
Het gebied waar zorgplicht is wordt over het algemeen omschreven als de eigen gemeente, tenzij in dat gebied niet de volgende voorzieningen te bezoeken zijn: de grotere winkelketens, sporthal en zwembad, verschillende kerken en een station van NS met dienstverlening. Door deze omschrijving is alles in het kader van het leven van alledag mogelijk. En Rotterdam biedt dat alles. En aan kerken ongetwijfeld ook de nodige gereformeerde kerken.
Betekent het dan dat als iemand op de grens woont en er voor kiest buiten de gemeente een kerk te bezoeken, dat dit dan ineens zorgplicht is? Dat zou kunnen betekenen dat iemand aan de andere kant van Rotterdam, die er voor kiest in een naburige gemeente te gaan sporten, dat ook tot de zorgplicht kan rekenen.
Kortom: om het zorgplichtgebied zou dan een tweede ring ontstaan die ook zorgplicht zou kunnen betekenen. Dat lijkt niet erg werkbaar. Zeker niet in een stad als Rotterdam, waar binnen de stads grenzen een goed collectief vervoersysteem beschikbaar is en waar zo ongeveer alle bestemmingen die je je kunt bedenken aanwezig zijn. Op het platteland komt het nog wel eens voor dat bij een uitgestrekte gemeente het ene deel georiënteerd is (bijvoorbeeld qua ziekenhuis) op de ene grote plaats en het andere deel op de andere plaats. Dat is dan niets individueels, maar geldt voor alle bewoners, gehandicapt of niet. In die situatie wordt er wel rekening mee gehouden. In de Rotterdamse situatie ligt dat minder voor de hand. Het zou goed zijn als de gemeente Rotterdam deze uitspraak aan de Centrale Raad van Beroep voor zou leggen ter beoordeling.
(Cursiveringen in tekst door Ir Grootveld...)
LJN-nummer: AE1880 Zaaknr: 01/1171 WVG
Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht
Datum uitspraak: 29-03-2002
Datum publicatie: 25-04-2002
Soort procedure: hoger beroep
01/1171 WVG
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, appellant,
en
[gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij besluit van 11 december 1997 heeft appellant het verzoek van gedaagde om een tegemoetkoming in de kosten van aanpassing van zijn eigen auto op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en de Verordening voorzieningen gehandicapten Rotterdam afgewezen.
Het tegen dat besluit ingediende bezwaar is door appellant bij het thans bestreden besluit van 16 oktober 1998 ongegrond verklaard. Appellant heeft aan deze weigering ten grondslag gelegd dat de zoon van gedaagde, [A.], indien hij gebruik zou maken van het in de gemeente Rotterdam ingestelde Vervoer op Maat (VoM)-systeem, in voldoende mate in staat wordt gesteld binnen zijn naaste woon- en leefmilieu deel te nemen aan het leven van alledag. De buiten het VoM-gebied gelegen contacten vallen volgens appellant slechts onder de gemeentelijke zorgplicht, indien de betrokkene bij het wegvallen van die contacten in een sociaal isolement geraakt en die contacten uitsluitend door persoonlijk bezoek te handhaven zijn. De contacten van [A.] in [B.] en [C.] zijn volgens appellant niet van dien aard.
De rechtbank Rotterdam heeft bij uitspraak van 25 januari 2001 het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat appellant een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift dient te nemen met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de zorgplicht ten behoeve van vervoersvoorzieningen zich niet beperkt tot het binnen de gemeentegrenzen gelegen gebied of tot een met omliggende gemeenten gesloten collectief vervoer contract, maar zich uitstrekt over het totaal van de directe woon- en leefomgeving van een gehandicapte. Zij heeft erop gewezen dat de gereformeerde kerk die [A.] in [B.] bezoekt, zich op 2 kilometer afstand van zijn woning bevindt, dat dit in de aangrenzende openbaar vervoerszone is, en dat die kerk derhalve naar het oordeel van de rechtbank, in de directe woon- en leefomgeving is gelegen.
Appellant heeft op bij aanvullend hoger beroepschrift aangegeven gronden tegen die uitspraak hoger beroep ingesteld. Aangevoerd is onder meer dat de zorgplicht van de gemeente in principe beperkt blijft tot het gebied van de eigen gemeente, tenzij in dat gebied bepaalde relevante voorzieningen ontbreken. Daarbij is het volgens appellant niet relevant of de betrokkene in de nabijheid van de gemeentegrens woont en een gedeelte van het sociale leven zich in een aangrenzende gemeente afspeelt. De voorzieningen waarvan appellant gebruik maakt in de aangrenzende gemeente, zoals de gereformeerde kerk, zijn volgens appellant ook in de gemeente Rotterdam voorhanden.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad van 19 februari 2002, waar namens appellant zijn verschenen
mr. E. van Lunteren en H.F.A. van Tiggelen, beiden werkzaam bij de gemeente Rotterdam, en waar gedaagde in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. M.F. Vermaat, werkzaam bij Stichting De Ombudsman te Hilversum.
II. MOTIVERING
De Raad overweegt het volgende.
Ter zitting van de Raad is op initiatief van de Raad een schikking tot stand gekomen. Daarbij is vanwege de Raad onder meer 's Raads vaste jurisprudentie met betrekking tot de omvang van de uit de artikelen 2, eerste lid, en 3 van de Wvg voortvloeiende zorgplicht voor vervoersvoorzieningen ten behoeve van in de gemeente woonachtige gehandicapten onder de aandacht van partijen gebracht. Daarbij is erop gewezen dat "de directe leefomgeving" van gehandicapten als bedoeld in die jurisprudentie, anders dan door appellant betoogd, niet beperkt is tot het gebied van de desbetreffende gemeente.
Appellant heeft vervolgens aangegeven bereid te zijn om gedaagde een financiële vergoeding voor de kosten van aanpassing van de eigen auto van € 6.806,70 (f 15.000,--), alsmede een proceskostenvergoeding, berekend op basis het Besluit proceskosten bestuursrecht, toe te kennen.
Vanwege gedaagde is desgevraagd verklaard dat daarmee wordt ingestemd. Namens gedaagde is eveneens aangegeven dat geen schadevergoeding wordt gevorderd.
Gelet op het vorenstaande stelt de Raad vast dat volledig is tegemoetgekomen aan het beroep. Het hoger beroep moet dan ook wegens vervallen procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. M.I. 't Hooft als voorzitter, en mr. R.M. van Male en prof.dr. E.M.H. Hirsch Ballin als leden, in tegenwoordigheid van N.J. Stolten als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2002.
(get.) M.I. 't Hooft.
(get.) N.J. Stolten.
GdJ
WVG-Journaal, jaargang 8 nr. 5, mei 2002
Zaak nr. 18: Grens collectief vervoer systeem
CRvB, 29-03-2002, reg. nr. 01/1171 WVC
R011 93, gemeente Rotterdam.
Onder het begrip "directe woon- en leefomgeving" kan niet uitsluitend het gemeentelijk gebied worden verstaan. De directe woon- en leefomgeving kan in omstandigheden de gemeentegrenzen te boven gaan, ook al zijn alle noodzakelijke voorzieningen binnen de gemeente beschikbaar.
Betrokken gehandicapte is een minderjarig kind. Zijn vader vraagt een vervoersvoorziening aan in de vorm van een auto-aanpassing. Deze wordt geweigerd: met gebruikmaking van het aanwezige collectief vervoersysteem is het immers in voldoende mate mogelijk deel te nemen aan het leven van alledag. Contacten buiten het collectief vervoersysteem vallen alleen onder de zorgplicht als zonder die contacten vereenzaming zou dreigen. Nu daar geen sprake van is, is collectief vervoer een adequate voorziening. In beroep vernietigt de rechtbank dit besluit. De zorgplicht is volgens de rechtbank niet beperkt tot het binnen de gemeentegrenzen gelegen gebied, maar strekt zich uit over de directe woon- en leefomgeving. Het gewenste kerkbezoek, 2 kilometer buiten het collectief vervoergebied gelegen, hoort in de ogen van de rechtbank tot de directe woon- en leefomgeving. De gemeente tekent hiertegen hoger beroep aan. Ter zitting van de Raad komt een schikking tot stand. De Raad zegt hierover:
"Daarbij is vanwege de Raad onder meer 's Raads vaste jurisprudentie met betrekking tot de omvang van de uit de artikelen 2, eerste lid, en 3 van de Wvg voortvloeiende zorgplicht voor vervoersvoorzieningen ten behoeve van in de gemeente woonachtige gehandicapten onder de aandacht van partijen gebracht. Daarbij is erop gewezen dat "de directe leefomgeving" van gehandicapten als bedoeld in die jurisprudentie, anders dan door appellant betoogd, niet beperkt is tot het gebied van de desbetreffende gemeente." De gemeente is dan bereid een vergoeding te geven voor de aanpassing van de auto, alsmede een vergoeding voor proceskosten. De Raad constateert dan dat er geen procesbelang meer is en verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Commentaar:
Deze uitspraak toont aan hoe belangrijk het is dat de CRvB sinds enige tijd een schikking vastlegt in een uitspraak. Daardoor wordt de reden van de schikking openbaar. In dit geval van belang, omdat die reden gaat over de reikwijdte van de zorgplicht voor collectief vervoer.
Allereerst: de rechtbankuitspraak is besproken in Wvg-journaal februari 2001
onder nummer 7.
Vervolgens: deze uitspraak maakt duidelijk dat niet zonder meer gesteld kan worden dat de gemeentelijke zorgplicht, ook niet in een gemeente als Rotterdam, beperkt is tot het gemeentelijk gebied, omdat op dat gebied alle voorzieningen aanwezig zijn. Het gaat om de directe woon- en leefomgeving en voor een gehandicapte die aan de grens van een gemeente woont kan die directe woon- en leefomgeving over de gemeente grens heenlopen. Dat kan, maar hoeft niet. Of het zo is zal vastgesteld moeten worden aan de hand van een overzicht van de contacten die een gehandicapte heeft. Deze uitspraak, die op zich gezien kan worden als een aanvulling op de belangrijke uitspraken Eibergen/Hoogeveen (zie Wvg-journaal van april 2002 onder nummer 16) kan ook weer consequenties hebben voor gemeenten met een collectief vervoersysteem. Een systeem dat gaat tot de gemeente grenzen kan, ook al zijn alle noodzakelijke voorzieningen binnen de gemeente bereikbaar, in omstandigheden onvoldoende zijn om vervoer in de directe woon- en leefomgeving mogelijk te maken. Het systeem moet dan uitgebreid worden of er moet anderszins (zoals in deze situatie via een auto-aanpassing) een voorziening getroffen worden. Dit zal vooral spelen in grote(re) steden, maar ook op het platteland kan een inwoner van het gemeentelijke grensgebied een vervoersbehoefte hebben een andere kant uit dan het collectief vervoer mogelijk maakt. Maar hoe ver zal dan rekening gehouden moeten worden met mogelijkheden buiten de gemeentegrenzen? De CRvB geeft daar geen antwoord op. In deze situatie gaat het om een kerk op 2 kilometer afstand van de woning, een betrekkelijk kleine afstand. Maar als de kerk dan op 25 kilometer had gelegen? Antwoord op deze vraag zal elders gezocht moeten worden. Het Protocol, zoals overeengekomen door de minister van Sociale Zaken, de gebruikersorganisaties en de VNG zegt hier wel iets over. In dat protocol wordt gesproken van "vervoer van ongeveer 15 kilometer vanaf het vertrekadres. Dit impliceert dat een vervoersvoorziening wordt geboden die reizen van 5 OV -zones tegen strippenkaarttarief mogelijk maakt." Hier wordt gesproken over 5 OV -zones of 15 kilometer vanaf het vertrekadres.
Met dat vertrekadres wordt het woonadres van de gehandicapte bedoeld. Met andere woorden, een gehandicapte zou, uitgaande van zijn huisadres, 15 kilometer rond zijn woning moeten kunnen reizen (of 5 OV-zones). Voor gemeenten zou dit kunnen betekenen: uitbreiding van de collectief vervoer gebied met 4 zones rond de gemeentegrenzen...
Gehandicapte Joost wint van Rotterdam
(Uit: Algemeen Dagblad, Uw goed recht, donderdag 28 maart 2002)
Cees Langerak
Joost, wonend aan de rand van Rotterdam, is gehandicapt en heeft daardoor niet zoveel mogelijkheden om met vriendjes te spelen. Zijn ouders prijzen zich dan ook gelukkig dat hij goed zijn draai kan vinden in het kerkelijk leven in buurgemeente Bergschenhoek. Dat is nog geen twee kilometer verderop.
Het zou de ouders van Joost een lief ding waard zijn als het plaatselijk gehandicaptenvervoer zich ook tot in Bergschenhoek zou uitstrekken. Op een verzoek om dit te regelen op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), krijgt de vader van Joost nul op het rekest. Pech. Hij vraagt dan om een tegemoetkoming in de kosten van het aanpassen van zijn auto, zodat hij zelf Joost naar Bergschenhoek kan vervoeren. Ook dat weigert Rotterdam. 'Want', zo meldt de gemeente, 'de Wvg-zorgplicht gaat niet verder dan de gemeentegrens'. Deze beslissing schiet de vader van Joost in het verkeerde keelgat. Met advocaat Matthijs Vermaat van de stichting de Ombudsman vecht hij de afwijzing aan bij de rechtbank in Rotterdam. Voor de rechter is de zaak klip en klaar. Als je vriendjes zo dichtbij wonen en de kerk waar je elke week komt ook, dan is dat volgens hem je directe woon- en leefomgeving. De rechter bepaalt dan ook dat de gemeente op basis van de Wvg voor een voorziening moet zorgen. Rotterdam is het daarmee oneens en zoekt het hogerop bij de Centrale Raad van Beroep. De gemeente voert opnieuw aan dat zij alleen maar de plicht heeft vervoer binnen de gemeentegrenzen te verzorgen. Daarbuiten alleen wanneer iemand in een sociaal isolement terechtkomt. Daar zou in het geval van Joost geen sprake zijn. Maar ook de Raad houdt de gemeente voor dat zij de zorgplicht toch echt moet berekenen vanuit de woonplek. De directe woon- en leefomgeving moet daarom worden gezien als een cirkel. Dat kan tot gevolg hebben dat als iemand op de gemeentegrens woont, zoals Joost, de gemeente voor een andere oplossing moet zorgen dan het collectief vervoer. Bijvoorbeeld een aanpassing van een auto. Nog ter zitting geeft Rotterdam uitvoering aan de uitspraak. De gemeente biedt de vader van Joost aan het grootste deel van de aanpassingkosten van diens auto te betalen. Uiteindelijk is iedereen blij en Joost voorop, want hij raakt zijn vriendjes een paar kilometer verderop niet kwijt.
Copyright: Algemeen Dagblad