Wat is het verschil tussen Wettelijke regels en de Code VVR?
Wettelijke regels zijn voorschriften van de overheid die kunnen worden gehandhaafd door politie of inspectiediensten. Op grond van deze regels kunnen boetes of andere dwingende maatregelen worden opgelegd.
De Code Veilig Vervoer Rolstoelinzittenden (VVR) is een richtlijn die door professionals en ervaringsdeskundigen is opgesteld. Richtlijnen hebben slechts een adviserend karakter. Het volgen van de Code VVR is dus niet wettelijk afdwingbaar.
In toenemende mate wordt echter in contracten tussen vervoerders en gemeenten of zorginstellingen de verplichting opgenomen om de Code VVR te volgen. Een opdrachtgever kan dan verwachten, dat de richtlijnen in de Code VVR daadwerkelijk toegepast worden wat de veiligheid vergroot. Ook instanties kunnen bij hun (zakelijke) afspraken naar deze richtlijnen verwijzen..
Welke wettelijke eisen worden gesteld aan het veilig vervoer van de rolstoelgebruiker?
Voor het vervoer van rolstoelgebruikers in het kader van de Wet Personenvervoer, moet het voertuig met rolstoelplaats(en) uitgerust zijn met een vastzetsysteem en de daarbij behorende veiligheidsgordels. In de huidige wetgeving zijn geen andere eisen gesteld dan dat deze systemen deugdelijk moeten zijn, de Dienst Wegverkeer keurt dit alvorens de voertuigen op de weg worden toegelaten.
Dit geldt voor taxibusjes (minibussen – ingericht voor het vervoer van ten hoogste acht personen, exclusief de bestuurder), waarbij ook eisen worden gesteld aan de toegankelijkheid van het voertuig.
Voor grotere (stads- en streeek) bussen met een kenteken van voor 12 februari 2004 is de situatie vergelijkbaar met taxibusjes. Voor bussen van na die datum worden in het kader van de Wegenverkeerswetgeving expliciete sterkte-eisen gesteld aan vastzetinrichtingen (Richtlijn 2001/85/EG bijlage VII). Stads- en streekbussen (met ruimte voor staande passagiers) moeten vanaf die datum zijn uitgerust met een plaats voor rolstoelgebruikers. Daarbij moet een vaszetsysteem voor de rolstoel aanwezig zijn, tenzij de beremde rolstoel achterwaarts tegen een rugleuning of steun op te stellen is op de rolstoelplaats. Wanneer een bus niet over gordels op de overige zitplaatsen beschikt, hoeven deze ook niet op de rolstoelplaats aanwezig te zijn.
Voor rolstoelplaatsen in particuliere voertuigen zijn formeel geen regels gesteld, deze aanpassingen worden echter wel door de Dienst Wegverkeer (RDW) gekeurd.
Naar aanleiding van de thema-actie van 2004 van de Inspectie van Verkeer en Waterstaat is per 1 maart 2006 artikel 59 van het Reglement van verkeerstekens 1990 (RVV) aangepast met duidelijke omschrijving van de verantwoordelijkheid van de chauffeur voor het vastzetten van de rolstoel en het gebruik van de veiligheidsgordel in een personenauto of 8-persoons minibus.
Voor het gebruik van vastzetsystemen en veiligheidsgordels geldt de wettelijke eis, dat “passagiers [moeten] worden vervoerd in een rolstoel die in het voertuig wordt vastgezet op een wijze die de stabiliteit van de rolstoel en de veiligheid van de rolstoelgebruiker waarborgt. Deze passagiers maken gebruik van de veiligheidsgordel die deel uitmaakt van het voertuig of van het systeem waarmee de rolstoel aan de vloer van het voertuig is bevestigd, tenzij gebruik gemaakt wordt van een door onze minister aangewezen constructie.” (Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) Art 59, lid 4).
Een tweede belangrijke regel is benoemd in hetzelfde artikel 59, lid 8. Dat “verbiedt bestuurders om kinderen jonger dan 12 jaar en rolstoelgebruikers op andere wijze te vervoeren, dan in artikel 59 is voorgeschreven. " Overigens geldt deze regel voor alle bestuurders, dus niet alleen voor beroepschauffeurs, maar ook voor alle particulieren en vrijwilligers die rolstoelgebruikers vervoeren".
Voor de rolstoel zelf gelden op dit moment nog geen wettelijke regels als het om het vervoer in het snelverkeer gaat. Rolstoelfabrikanten kunnen zich positief onderscheiden door te zorgen dat hun rolstoel ‘veilig vervoerbaar’ is en dus als zitplaats in een voertuig voor snelverkeer gebruikt kan worden. In de Code VVR en de Europese normen voor rolstoelen (EN 12183 en EN 12184) wordt beschreven waaraan veilig vervoerbare rolstoelen moeten voldoen. Indien de fabrikant aangeeft dat de rolstoel gebruikt kan worden als zitplaats in een motorvoertuig, moet de rolstoel voldoen aan de eisen uit de ISO-norm 7176-19 wat betreft botsveiligheid.